Heidi en Manu in het nomadenleven

Aan het werk!

Het is weer een tijd geleden en we kregen al ongeruste berichtjes of alles goed met ons gaat. Ik kan zeggen, het gaat prima! Alleen de verhaaltjes zijn er deze zomer bij ingeschoten, want we waren druk aan het werk...!

  • - 'Hé Malaka, naar links draaien, naar links draaien met die quad, nog meer naar links, naar links zeg ik je Malaka! Stop!!! Naar achteren, je moet naar achteren Malaka!!!'
  • - Wat nou Malaka, je zegt dat ik naar links moet!!!
  • - Nee Malaka, je moet nu naar achteren.
  • - Ik kan helemaal niet naar achteren Malaka, dat zie je toch!!!
  • - Ah, daar komt Nikos. Hé Malaka, kom eens helpen we zitten vast.
  • - Oh, wat zijn jullie toch een stel Malakas, snappen jullie niet dat je naar rechts moet draaien? Draai naar rechts!

Wanneer een paar Grieken een klimwand met een quad proberen te verplaatsen, kijken Manu en ik dit tafereel met grote lol aan. Want het is waar; een Griek weet het altijd beter en het zijn allemaal Malaka's...

Bijna iedereen op Kreta wordt naar opa of oma vernoemd, en daarom is de variatie in namen op dit eiland erg klein. Maar daarnaast noemen de mannen hier elkaar zonder uitzondering ook Malaka, een ingeburgerd scheldwoord dat in bijna elk gesprek voorkomt. Dus of je wilt of niet; je komt er niet onderuit minstens één keer per dag een Malaka te zijn.

Ondanks dat ze het allemaal beter weten, lukt het de mannen om na anderhalf uur gesteggel en discussie de klimwand en bungee trampoline op het strand neer te zetten.

En dan kunnen Heidi en Manu voor deze zomer aan de slag, want... we gaan werken bij Yiannis Watersports! Toeristen kunnen jetski's huren, waterskiën, op de bananenboot en op bungee trampoline! Elke dag in de zon op het strand, dat is weer eens een andere werkplek... En de klanten? Toeristen uit Duitsland, Italië, Zweden en Noorwegen, met net als de Grieken, allemaal hun eigenaardigheden...

Een klein Italiaans voorbeeld:

'Siamo Italiano, Italiano!' horen we al van ver als er een groep Italianen aankomt stuiven. Vaak komen ze met twintig man sterk, terwijl er maar ééntje iets wil doen. Zonder uitzondering ratelen ze allemaal aan één stuk door. Weigeren ze allemaal te luisteren. En spreken ze allemaal geen één enkel woord Engels. Met Italianen moet je dus snel optreden voordat de chaos compleet is. Onze tactiek is om meteen een paar woordjes uit hun gekwetter op te pikken die we kennen. 'Moto d'acqua', horen we opeens voorbij zoeven. 'Oké, de jetski, eerst betalen dan de life jacket aan.' reageer ik meteen. Als ik vervolgens de betreffende Italiano in rap tempo in een life jacket heb geschoven, begint het moeilijkste gedeelte: uitleggen waar hij wel en niet met de jetski naar toe mag. 'Zie je grote ballon daar?' vraag ik al wijzend naar de laatste reddingsboei in zee. 'Met de jetski achter de ballon blijven! ACHTER, NIET VÓÓR. Mensen zwemmen!! Kijk allemaal mensen!! very dangerous!!!!' Met handen en voeten en wat stopwoorden, hoop ik dat de man het begrijpt. Maar die wuift lachend mijn verwoede pogingen weg en roept alleen 'Capito, capito'. Alsof het allemaal even logisch is en ik niet zo moeilijk hoef te doen. Ik ga onverwoestbaar verder 'Niet achter de rocks', al wijzend naar de rotsen in zee. 'Als jij probleem hebt, wij niets zien, dus niet daar!! Niet rocks, andere kant!!' 'Oké, oké, andiamo.' Stelt hij dan voor. 'Ho, ho, niks andiomo my friend, ik ben nog niet klaar.' En trek aan zijn Versace zwembroek als hij er van door wil gaan. 'Na tien minuten moto d'acqua biep, biep, biep, jij dan ritornare.' Sluit ik af. 'Capito, capito', herhaalt hij nogmaals en dan laat ik hem uit mijn houtgreep los. Manu vergezelt de Versace zwembroek naar de jetski en herhaalt standaard met hele andere stopwoorden mijn verhaal. Als hij de Italiaan op de jetski installeert en hem laat vertrekken, kijken we elkaar aan al precies wetend wat er gaat gebeuren. Manu is de zee nog niet uit gelopen en onze mafioso draait dwars vóór de reddingsboei linksaf en verdwijnt achter de rotsen. Manu pakt voor de zekerheid de afstandbediening waar hij de jetski mee kan uitschakelen. Na enkele minuten verschijnt onze spaghetti eter weer achter de rotsen. Met grote snelheid rost hij in één keer door naar de andere kant van het strand, en begint stoer met de jetski tussen de zwemmende massa te spelen. 'Malaka', reageert Manu toonloos en stopt hup de jetski met de afstandbediening. De jetski ligt opeens stil in het water en de Italiaan staart beduusd om zich heen. In paniek begint hij dan op alle knopjes tegelijk te drukken en te draaien, totdat de jetski weer start. Geschrokken van het incident maakt hij dan meteen rechtsomkeer en komt vliegensvlug teruggevaren. Wanneer hij van de jetski stapt, trekt hij zijn life jacket recht en strijkt hij zijn haren glad voordat hij het water uit komt paraderen. Op het strand wordt hij vervolgens met applaus, gejuich en twintig fotosessies warm onthaalt door al zijn paparazzi vrienden. Dan worden wij uitgebreid bedankt voor het geweldige tripje en binnen enkele seconden is iedereen vol enthousiasme verdwenen.

Wij hebben deze zomer geïntrigeerd gekeken naar alle Duitse, Zweedse, Griekse, Noorse en Italiaanse toeristen op het strand. En veel stereotypes waar deze volken bekend om staan, blijken aardig te kloppen. Van de chaotisch uitbundige Italiaan tot de geordende en gedisciplineerde Duitser. Maar we hebben onszelf er ook op betrapt dat als we Grieken aan het werk zien, het zelf veel beter denken te weten. Zullen we dan toch al een heel klein beetje Grieks zijn....???

De bamboemannetjes (deel II)

We bevinden ons in de buurt van Heraklion om bamboe te kopen en zijn op een wel heel merkwaardig verkooppunt terechtgekomen..

Er liggen grote bergen bamboe aan de kant en aan het einde lijkt het net een grote kringloopwinkel met allemaal meubels op elkaar gepropt. Alleen is de ene helft van de meubels kapot en de andere helft nog niet af... 'Heb je pen en papier?', vraagt Manolis dan. 'Alleen een pen', antwoord ik al zoekend in mijn tas. 'Oké, ook goed.', reageert Manolis en pakt ergens een houtenplank van de grond en komt dan meteen ter zake. 'Teken hier hoe de bamboematten eruit moeten zien en met welke afmeting.' En duwt me de plank in mijn handen. Als mijn pen en de houtenplank elke vorm van samenwerking weigeren, pakt Manolis ondertussen een ander stuk hout van de grond en geeft het me. 'Hier, met deze lukt het wel.' En verdraait, mijn pen doet... 'Mooie loods', complimenteert Manu de mannetjes als ik aan een tafeltje tussen de citroenschillen en raki flesjes op het houtenplankje probeer te tekenen. 'Ja', zucht Manolis, 'maar ik heb geen water en elektriciteit hier.' 'Hoezo?', vraagt Manu ongelovig. 'Veel te duur om aan te sluiten, dat gaat me duizenden euro's kosten, ja we zitten een beetje ver van de bewoonde wereld...' En dan krijgt de loods zachtjes aan een wel een hele primitieve uitstraling. Als Manolis vervolgens mijn tekenkunsten bekijkt, rekent hij snel uit hoeveel bamboe we nodig hebben en wat hij ervoor wil hebben. Na wat onderhandelen komen we tot een akkoord en lopen we naar buiten om de bamboe op onze auto te laden. 'Hoe kwam je in de gevangenis terecht?', vraagt Manu dan nieuwsgierig aan Jim. 'Manolis en ik zijn Jehovagetuigen', legt Jim uit. 'Omdat wij weigeren wapens te dragen, wilden we niet in militaire dienst. Onze diensttijd moesten we daarom in de gevangenis doorbrengen. Ik heb Manolis in de gevangenis leren kennen en sindsdien zijn wij dikke vrienden. En daar heb ik mezelf dus de Franse taal eigen gemaakt.' Als Manu en Jim de bamboe op de auto slepen, wijst Manolis me ondertussen naar een berg rotte bamboe. 'Kijk Heidi, mooie stoeltjes. Ik kan ze nu in de crisistijd niet verkopen. Niemand wil ze. En het is te veel werk om ze op te knappen. Maar het zijn mooie stoeltjes. Wil jij ze niet?' Ik kijk bedenkelijk naar de gesloopte stoeltjes waar zelfs een muis niet op zou durven zitten, bang dat hij erdoorheen zakt. 'Ik geef je ze zo mee', roept Manolis alsof hij zijn dierbaarste bezit wil afstaan. 'Ja, ik wil ze wel', stamel ik, bang om hem te beledigen als ik zijn aanbieding zou afwijzen. Maar ondertussen denk ik stiekem 'Ze passen niet in onze kachel. Die gaan dus regelrecht naar de eerste beste vuilnisbelt.' En Manolis vervolgt 'En hier zijn nog twee stoeltjes. Helemaal goed, die geef ik je ook cadeau.' Als ik het nieuwe aanbod bekijk, word ik iets enthousiaster. 'Ja die wil ik wel', roep ik nu oprecht. Maar we kunnen ze niet allemaal meenemen. Dat past nooit in de auto. Weet je wat? We nemen nu díe twee stoeltjes mee. Die andere halen we wel een andere keer op.' 'Ja, die andere zijn niets meer, hé?', antwoordt hij dan alsof hij mijn gedachte kan lezen. Als alles in en op de auto is geladen en we willen vertrekken roept Jim opeens 'Wacht, ik heb ook een cadeautje voor jullie. Ogen dicht doen.', zegt hij tegen Manu als hij naar hun autootje loopt en er iets uit haalt. 'Doe je ogen nou dicht', roept hij vervolgens als een kind wanneer Manu hem gewoon met grote ogen volgt om te zien wat hij doet. Als Manu hem dan netjes gehoorzaamd, houdt Jim hem iets onder zijn neus. 'Ruik je wat het is?', vraagt hij vol verwachting. Voordat Manu ook maar iets kan antwoorden, roept hij al 'Kijk nougat, vers gemaakt met de hand. Die is voor jullie.' Als we al bedankend de auto in willen stappen, roept Manolis opeens bezorgd 'Hoe rijden jullie terug naar huis? Over de doorgaande weg?' 'Ja, hoezo?', antwoorden we verbaasd. 'Niet doen, niet doen. Dat is te gevaarlijk. Als jullie worden aangehouden, hebben jullie grote, grote problemen.' Manu en ik kijken elkaar niet begrijpend aan. 'Waarom?' 'De bamboe, ze willen weten waar de bamboe vandaan komt.' 'Wie de politie?', reageren we nog steeds niet begrijpend wat het probleem is. 'Nee, niet de politie. Mannen in burger met gewone auto's van de belasting. Zij willen weten waar je het vandaan hebt. Als je geen rekening hebt, krijg je een boete, een heeeleee hoge boete.' 'Dan zeggen we toch gewoon dat we het geplukt hebben.', antwoordt Manu al grinnikend. Maar Manolis ziet er de lol niet van in. 'Nee, jullie moeten binnendoor rijden. Via de bergen, daar komen ze niet. Hebben jullie een wegenkaart?' Als we er één vinden en het nonchalant aan Manolis overhandigen. Begint hij aan een zéér gedetailleerde routebeschrijving 'Jullie rijden eerst naar dat dorpje, daar sla je bij de kerk links af. Er staan geen borden dus je moet goed opletten..' Na twintig minuten uitleg en herhaling over hoe we wél en níet moeten rijden, nemen we al tollend afscheid van elkaar en beginnen we aan onze alternatieve route terug naar Kalifiti. Na uren toeren komen we eindelijk op onze thuisbasis aan, nog steeds niet realiserend waarom Manolis al die heisa maakte wat betreft de belastingdienst. Daar kwamen we uiteindelijk de volgende dagen achter. 'Watttt??? Heeft hij jullie zonder rekening weg laten gaan?? Als de belastingdienst jullie had aangehouden en jullie konden niet aantonen dat jullie BTW hadden betaald, waren jullie in heeleee grote problemen!!!' kregen we links en rechts te horen. En toen beseften we dat in Griekenland de BTW nog niet zo 'geaccepteerd' is als in Nederland. In Nederland wordt veelal de 19% gelaten betalen, maar in Griekenland vinden ze het complete diefstal. De zwarte handel leeft hier dan ook rijkelijk, en de belastingdienst heeft er weinig controle over. Vandaar de patrouilles en aanhoudingen, en als je dan gepakt wordt, ja dan ben je de pineut. Maar gelukkig hebben wij ondertussen de bamboematten voor ons huis hangen, geplukt, langs de kant van de rivier....

De bamboemannetjes (deel I)

Het is weer veel te lang stil geweest op de site, maar dat wil niet zeggen dat we stil hebben gezeten!..... Eerst nog een verhaaltje dat al een hele tijd staat te trappelen om op de site te komen...

'Hallo, ik bel voor Manolis. Wij zoeken bamboematten. En ik heb begrepen dat hij een bamboefabriek hier heeft. Kunnen we langskomen?', vraag ik de vrouw aan de andere kant van de lijn als we een keer in Heraklion zijn. 'Ja hoor, waar zijn jullie nu?' 'Ergens in Heraklion.', antwoord ik alleen maar, want we hebben werkelijk geen idee waar in Heraklion. 'Waar staat de fabriek?', vraag ik vervolgens. Overtuigd dat we het met een adres altijd vinden. 'O, dat is veel te moeilijk om uit te leggen. Weten jullie de Lidle aan het begin van de stad?' Ja, dat weten we wel. 'Rijd daar naar toe en wacht op het parkeerterrein. Dan worden jullie daar over 15 minuten opgehaald.' Tuut, tuut, tuut, einde gesprek. Ik kijk van de telefoon naar mijn eigen Manolis. 'Wat is dit nu weer?', reageer ik verbaasd. 'Wat doen we?', vraag ik vervolgens om te weten wat Manu ervan denkt. 'We gaan', antwoordt hij kordaat. 'Oké we gaan', herhaal ik instemmend. Op naar de Lidle voor bamboe!!!???

Als we nog geen vijf minuten op het parkeerterrein van de Lidle staan, komt er een klein groen autootje het terrein oprijden. In het karretje zitten twee dikke oude mannetjes die zonder aarzeling rechtstreeks naar ons toe rijden. 'Bamboe?', vragen we als een soort code wanneer ze hun raampjes opendraaien. 'Ja, wij zijn van de bamboe. Waar komen jullie vandaan?', vraagt de bijrijder meteen. Als Manu zegt dat hij uit Frankrijk komt, is het mannetje in alle staten. 'Oh, parlez vous français?', roept hij verrukt. 'Spreekt u ook Frans? Bent u Fransman? ', reageert Manu ook vol enthousiasme. 'Nee,' antwoordt bijrijder Jim dan in vloeiend Frans, 'Ik ben een Griek maar ik heb Frans leren spreken toen ik in de gevangenis zat.' O ja, dat kan natuurlijk ook, daar hadden we nog niet aan gedacht, denken we dan maar. 'Als bestuurder Manolis aangeeft dat hij alleen maar Grieks spreekt, oppert hij meteen om te gaan. En zo rijden we vervolgens door Heraklion achter het autootje aan. Als we na tien minuten bij een industrieterrein aankomen, roept Manu overtuigd. 'Hier moet het zijn. Ik dacht al dat het hier was. Ik heb hier volgens mij ergens een loods met allemaal bamboe buiten zien staan.' Maar zonder dat we ook maar één loods en één bamboestokje hebben gezien, rijden we het industrieterrein af, Heraklion uit, en zigzaggen vervolgens minutenlang over plattelandsweggetjes.... 'Hoe konden zij nou binnen 15 minuten bij de Lidle zijn? We zijn al vijfentwintig minuten aan het rijden', merkt Manu opeens een beetje argwanend op. 'Hier staan ook helemaal geen fabrieken, er is alleen maar boerenland. We zitten in de middle of nowhere.', vul ik hem nog aan. En dan opeens stopt het autootje midden op de weg met de waarschuwingslichten aan. We stoppen ook maar netjes en doen hetzelfde. 'Dat gaat niet goed daarbinnen', merkt Manu op als hij in het autootje voor ons probeert te gluren. 'Volgens mij gaat onze bijrijder Jim over zijn nek.' Maar net als we uit willen stappen om te kijken wat er met de mannetjes aan de hand is, gaat het karretje alweer zachtjes voorruit en vervolgt zijn weg. 'Het is dat het van die oude kereltjes zijn en dat we weten dat Manolis uit Orinó komt, anders zou ik nog denken dat we ‘geript' worden.', merk ik nonchalant op. Nog geen twee seconden later slaat het autootje opeens rechtsaf in een gat tussen de vangrail. We hotsen een botsen vervolgens over een weggetje waar de wegen van Kalifiti zo glad als een biljartbal bij zijn. Als we voor een grote poort stoppen, vraag ik mezelf twijfelend af of het niet beter was om de bamboe gewoon in een winkel te kopen. Je loopt naar binnen, pakt wat je wilt hebben, betaalt aan de kassa en klaarrrrr!!! Nu is het maar afwachten hoe we hier weer weggaan. Jim stapt het autootje uit om de poort open te doen. Ik zie het schuim langs zijn mond lopen. Ja, die is waarschijnlijk over zijn nek gegaan, denk ik als ik mijn hoofd snel wegdraai, bang dat anders mij hetzelfde zou overkomen. Als we de poort doorrijden en even later uitstappen, staat Jim echter alweer even vrolijk Frans te brabbelen terwijl we een hele grote loods worden ingeleid...

Mega Mini Supermarkt Maria!

Als we met de auto twee kilometer naar beneden rijden, rollen we het water in. Als we in plaats daarvan linksaf slaan en twee kilometer langs zee blijven rijden, rollen we het dichtstbijzijnde dorp Koutsouras binnen. En precies aan het begin van het dorp is mini supermarket Maria! Je moet er eerst twintig keer voorbijrijden om door te hebben dat het een echt supermarktje is en nog open ook! Want het is een bouwvalletje waar in Nederland onmiddellijk een bordje ‘Gevaarlijk. Verboden te betreden' op zou worden getimmerd. Maar hier niet, Maria draait haar minimarktje al meer dan dertig jaar en binnenkort neemt haar zoon het gewoon over!

Elke dag als ik mijn rondje heb gelopen, rijd ik langs Maria voor vers brood. En elke dag als ik bezweet binnenkom, vraagt ze 'Heb je weer dat hele eind gerend?' Als ik dat steeds bevestigend antwoord, gaan we over op het dagelijkse praatje. Het weer, de vorderingen van het huis en mijn Manolis. 'Want wie is jouw man nou?', vraagt ze me regelmatig nieuwsgierig. Die fransman met zwarte haren, probeer ik dan uit te leggen. 'Een beetje dikke man met lang haar?', stelt ze zich dan voor. 'Nee, mijn Manolis is niet echt dik te noemen.' 'Ik weet het echt niet hoor.', antwoord ze dan zuchtend. 'We komen wel een keer samen langs', stel ik dan voor. Als ik rond de Kerst weer in haar winkeltje sta, word ik verzocht om op het stoeltje voor haar kassa te gaan zitten. 'Zit, zit, dan drinken we een kopje koffie.', ze verdwijnt naar achteren en komt even later terug met koffie en een schaaltje koekjes. 'Die heb ikzelf gemaakt', vertelt ze trots. 'Rond de feestdagen kan je ze ook bij de bakker kopen, maar ik maak ze zelf, ze zijn veel lekkerder. 'Er liggen precies vier koekjes op het schaaltje. 'Die twee zijn voor jou en die twee voor je man. Ik zal ze inpakken dan kan je ze voor hem meenemen.' En zo worden de twee koekjes zorgvuldig in een servetje gerold. 'En o ja ik heb nog wat', en dan loopt Maria vanachter haar kassa naar de koeling en begint tussen de melkproducten en vleeswaren te rommelen. Ze haalt er een plastic bak tussenuit met allemaal stukken cake. Als ze een groot stuk te pakken heeft, houdt ze hem hoog in de lucht. 'Kijk, die maak ik ook zelf. Die moeten jullie ook proeven. Neem die ook maar mee.' Als ik even later het winkeltje uitloop wordt het stoeltje al weer ingenomen door een andere klant. 'Hé, ik heb je vandaag niet gezien langs de weg.', roept het opaatje vanaf de stoel. Als ik me omdraai om hem eens goed te bekijken, denk ik 'Ik heb jou helemaal nog nooit gezien', maar dat krijg je als je hier elke dag rent. Iedereen kent je. Terwijl jezelf geen benul hebt wie er allemaal naar je toeteren, zwaaien en roepen. Als we op oudjaarsavond voorbij de minimarkt van Maria rijden, zegt Manu 'Zullen we even stoppen zodat Maria weet wie ik ben? Ik heb uitgelegd dat ik bij jou hoor, die lange meid die altijd rent. Dat kan toch niet missen? Maar volgens mij heeft ze er niets van begrepen.' Als we naar binnenlopen en Maria ons ziet, roept ze 'O, ik dacht al dat jij het was...' Haar man is ook in het winkeltje en stelt direct voor 'Dat gaan we vieren! Willen jullie raki?'. Zonder ook maar op enig antwoord te wachten, snelt Maria naar achteren om vier raki glaasjes te halen. En uit verschillende hoeken van het winkeltje komen stoelen te voorschijn. Manu en ik worden voor de kassa gestald, Eyyangelis gaat erachter zitten en Maria heeft een plekje tussen de shampoorekken gewonden. De fles met raki is niet ver te zoeken, deze staat gewoon op de kassa! Terwijl in Nederland de supermarkten helemaal geen sterke alcohol mogen verkopen, wordt het hier gratis geschonken aan de kassa! 'Hoe laat gaan jullie dicht vanavond?', vraag ik verwonderd als ik op mijn horloge kijk en zie dat het al over achten is. 'O, zo direct. Maria is tussendoor nog wat aan het koken. Als ze klaar is, sluiten we de tent.', legt haar man uit. En daar komt ze al weer van achteren met vers gebakken kaaspasteitjes voor bij de raki. 'En morgen op nieuwjaarsdag?', 'Ik weet het nog niet, maar ik denk dat we er gewoon zijn.' antwoordt Maria. Ja, want bij Maria draait de 24 uurs economie volop! Maria is altijd open! Ze doen hier niet moeilijk over sluitingstijden! 7 dagen in de week van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat kan je bij het minimarketje terecht. En dan proosten we boven de kassa en bij een ruisende tv op de feestdagen. 'Yamas! Op het nieuwe jaar!'

'Wintertijd' op Kreta

Auw! In mijn oog. Pats! Op mijn kop. Het regent olijven! We zijn onze olijfoogst aan het binnenhalen!

In oktober is het zomerseizoen voorbij op Kreta. Veel taverna's doen hun deur op slot, appartementen en hotels ontvangen geen gasten meer, en de meeste kleine winkeltjes houden het ook voor gezien. Kreta behoort nu alleen tot de Kretanen die het buitenleven even links laten leggen. Even.. tot eind november, want dan begint de ‘wintertijd' op het eiland. Dat betekent voor veel Kretanen dat ze het druk krijgen (?). Ze ontpoppen zich in bezige bijtjes die zich met man en macht ontfermen over raki, gorta en olijven. Een wirwar van activiteiten waar wij tussen de bouw door van mee profiteren.

Rakitijd: 'Hé Manolis, (Manu in het Grieks) komen jullie zaterdag mee raki stoken?', roept onze eierbuurman Yanis als hij voorbij komt rijden. 'Lekker de hele avond eten en drinken.' Aangezien we dit soort vragen altijd bevestigend beantwoorden, schuiven we een paar dagen later bij hem aan tafel, in zijn plastic/houten hut. Een grote alambiek staat flink te pruttelen om er zoveel mogelijk alcohol uit te persen. En de barbecue staat op scherp om in grote omvang eten klaar te maken. Want als je niet eet tijdens het raki drinken, val je heel snel om... Yanis houdt zich in het begin van de avond nog druk bezig met zijn alambiek, totdat hij op zijn praatstoel zit en zijn aandacht niet meer van het eten en drinken kan afhouden. En hoewel wijzelf het ook niet allemaal helder zien, moeten wij in de loop van de avond steeds alarm slaan als de raki productie over de kruik heen dreigt te lopen. Dan komt opeens onze postbode test te sprake. 'Framos?' roept Yanis verontwaardigd. 'Het heet hier Kalifiti. Jullie wonen in Kalifiti, niks Framos. Dat is het gebied hierboven. Kalifiti!, dat is het juiste adres.' We waren al een beetje argwanend geworden over de post op Kreta, want hoewel sommige brieven binnen twee weken aankomen, doen sommige kaarten er zes weken over! En we beginnen steeds meer te vermoeden dat niet alles aankomt... Als het na de postbode discussie ondertussen nacht is geworden, lopen we door de '‘bush- bush' van Kalifiti' naar ‘huis'. Hier hoeven niet bang te zijn dat we ondersteboven worden gereden of door de politie worden aangehouden. We moeten alleen oppassen dat we onze nek niet breken over de struiken en stenen, want 's nachts is het wel pikkedonker in Kalifiti!

Gortatijd: 'Hier! Deze is goed. En daar! Die is goed!' roept Magalia enthousiast tegen me, als we met plastic zak en mes de omgeving afstruinen. We plukken 'Gorta', en al heb ik het meerdere malen gegeten, ik kan er geen wijs uit worden. Voor mij lijkt het allemaal op onkruid wat we in Nederland zo snel mogelijk uit onze tuintjes elimineren. Maar hier worden de plantjes nauwkeurig geplukt, grootschalig gekookt, en met een beetje zout, olijfolie en citroen erbij smakelijk gegeten. Pure berggroenten die een verademing zijn voor hart en bloedvaten! Als we uiteindelijk drie velden verderop zijn, lopen we tegen een aantal sinaasappelbomen aan. 'O, die zijn heel lekker!', roept Magalia als ze naar de grote ronde sinaasappels wijst. Voor ik er erg in heb, duwt ze me een sinaasappel in mijn handen en zegt ze 'Zit. We gaan ze eten.' Het is begin december en we zitten in het zonnetje onder de sinaasappelboom met uitzicht op zee onze sinaasappel te eten; wintertijd in Kalifiti!

Olijventijd: 'Kijk, zo oogsten wij onze olijven', legt Yanis ons uit, als we bij zijn boomgaard zijn om te zien hoe hier olijven worden geoogst. Met, laten we zeggen, een elektrische bezem borstelt hij alle olijven van de bomen. Grote groene netten liggen weid uitgestrekt te wachten om de olijven die als bommetjes naar beneden kletteren op te vangen. Als bijna alle olijven van de boom zijn, worden ze via de netten in grote jutte zakken gedaan, klaar om naar de fabriek te gaan! Als we een paar bomen proefdraaien bij Yanis, hebben we ons besluit genomen. De volgende twee dagen gaan we onze eigen oogst binnenhalen! En zo staan we de volgende dag in onze tuin te borstelen. Aangezien we onze olijfbomen een aantal maanden niet hebben aangekeken, hebben we geen topproductie, maar een jaar met onze eigen olijfolie koken, gaat lukken. Bij vijf zakken (circa 200 kilo) stoppen we ermee en brengen onze oogst naar de olijffabriek iets verderop. 'Hé! Zijn jullie Rocca's?', vraagt een medewerker van het fabriekje als we het hele olijfolieproces lopen te bewonderen. 'Ja', antwoord ik verbaasd en probeer de jongen ergens van te herkennen. 'Ik ben de postbode!', zegt hij dan. Jou moet ik hebben! is het eerste wat door mijn hoofd schiet. 'Hoe vaak wordt er post langs gebracht?', vraag ik onschuldig. 'Elke dag', antwoordt de jongen niets vermoedend. 'Het doet er bij ons soms langer dan vier weken over! Is dat normaal?', 'Nee, dat is niet normaal. Wij brengen alles meteen rond wat we binnenkrijgen. Het zal onderweg misschien ergens misgaan.' En dan moet onze postbode weer verder met het verwerken van de olijven... Hij weet in ieder geval waar we wonen, bedenk ik me dan. Als we onze olie komen ophalen, staan er drie tonnetjes te wachten. 42 liter hebben we bij elkaar geborsteld. De fabriek houdt voor de productie 5 liter, dus we krijgen 37 liter mee. Een zuurgraad van 0,8 en dan is het extra, extra virgin! Dat betekent topkwaliteit! Als we 's avonds aan de gorta met onze eigen olijfolie zitten, zijn we het volkomen met elkaar eens. Geen discussie mogelijk. Onze olijfolie is de lekkerste die er is!!!!!

Uitgebouwd: En ja, het is gelukt! Ons huis is zo goed als klaar!!! In vier maanden tijd hebben we een huis gebouwd op Kreta...!!!!???? Er moeten nog wel wat dingetjes worden afgewerkt, maar het grote werk is gedaan! Moe maar heel erg voldaan! De volgende keer een uitgebreide fotoreportage van het resultaat!

En vanuit ... Kalifiti wensen wij jullie allemaal een héééél gezond, spetterend en gelukkig 2010!!!' XXXXX Liefs Manu en Heidi

Met z'n vieren in Framos en de postbode...

'Yasoe!', roepen we als we helemaal niemand zien bij het oude huisje enkele honderden meters verder van onze eigen grond. 'Yasoe, ela!' (hallo, kom!) is het antwoord dat onverwacht ergens van beneden komt. Als we via de kippen, moestuin en druivenranken naar beneden lopen, zien we een man met een aantal tonnen raki prutje in de weer. 'Woont hier geen oud klein vrouwtje alleen?', vragen we de man verbaasd. 'O, Agliada, jullie buurvrouw? Nee hoor, die woont aan de overkant van de vallei.' 'Woont u hier dan?' willen we vervolgens weten. 'Neee, ik ben hier vaak druk in de weer, maar ik woon beneden aan zee. Hier in Framos woont een man boven vlak bij de rots. Iets verder van jullie woont Georgia. Aan de overkant dus Agliada en jullie. Dat is vier. Jullie wonen met zijn vieren in heel Framos. Hier neem wat eieren. Lekker voor vanavond!'

Het feit dat we aan het bouwen zijn, gaat kennelijk als een lopend vuurtje door de bergen want onze off road weg lijkt opeens een sluiproute waar plotsklaps de hele buurt doorheen moet rijden. Sommigen stoppen om een kijkje te komen nemen. Anderen toeteren vrolijk en roepen al zwaaiend ‘Oraio, Oraio! (mooi, mooi)'. En er zijn mensen die half uit hun autoraam hangen, maar toch net doen of ze niet kijken. Al bij al, lijkt iedereen onder de indruk van die vreemdelingen die hier aan het bouwen zijn. Maar ook wij zijn nog bijna elke dag geïntrigeerd door de omgeving waar we nu zijn beland. Zo wordt er in de bergen veel gejaagd, en onze buurman doet ook mee... 'Hé Rambo iets gevangen?', roep ik als ik hem op een ochtend met geweer, kogels en rugzak voorbij zie wandelen. Zijn oogjes beginnen te twinkelen en hij begint te lachen. Ik zie dat er uit zijn kogelriem maar één kogel weg is, en verdenk hem meteen dat hij eerder aangeschoten is door de raki, in plaats iets zelf te hebben geschoten. Maar nee hoor, als hij zich al brabbelend omdraait, zie ik een haas in het voornetje van zijn rugzak gepropt. 'Met één schot één haas gevangen', roept hij trots. 'Dat moet gevierd worden!' En hij loopt vervolgens naar huis om nu werkelijk raki in zijn vizier te nemen. Zijn vrouw Georgia komt elke dag een kijkje nemen en roept alsmaar. 'Erg mooi, erg mooi, wat een werk kinderen, wat een werk!' maar dat roept ze nooit met lege handen. 'Hier ik heb dolmades gemaakt. Hier ik heb drinken bij me, het is ook zo warm. Hier ik heb nu iets lekkers gekookt, maar ik weet niet of jullie het lusten. Hier ik heb wat appeltjes geplukt, etc. etc.' De andere buurvrouw Agliada, (we weten ondertussen waar ze woont...) heeft twee geitjes. 'Ik maak zelf geitenkaas.' vertelt ze de eerste de beste keer dat we haar ontmoeten, 'en houden jullie van wijn?' Dus...krijgen we kilo's geitenkaas, geitenmelk, weer wijn en olijfolie. Zelfs van onze aannemer Manolis krijgen we standaard warm avondeten mee als we langs zijn cafenio (soort bistro) gaan. Hoewel wij een beetje het idee krijgen dat we een stel sloebers zijn, schijnt het heel gewoon te zijn. De mensen hier in de bergen leven van en in de natuur. En dat delen ze met elkaar. We voelen ons letterlijk een beetje ontaard, en zijn daarom van plan wat cursussen 'back to nature!' te volgen. Manu gaat met de buurman jagen. We gaan geitenkaas maken met Agliada en de berggroente en kruiden leren die zo uit onze eigen grond blijken te groeien. Want 'Ik ga jou laten zien welke planten je kan eten en wat voor gerechten je ermee kan maken.', riep de vrouw van Manolis opgewonden toen ze onze grond zag. Dat soort dingen laten we ons geen twee keer zeggen, maar ondanks dat eerst het huis afmaken!

Het is veel en lang werken, maar we boeken ook wel voorruitgang. Momenteel zijn we zelf met de garage bezig, en bouwen drie Albanese jongens ondertussen de stenen muren van het huis. Wij kunnen ze nog niets aanbieden van onze eigen grond, maar we drinken aan het einde van de dag met z'n allen een biertje. En dat zijn ze hier weer niet gewend. Zo bieden we toch nog iets van onze eigen moederland aan; een koude Amstel! En daar worden ze ook blij van!

En onze postbode? Die heeft onze olijfbomen gevonden!!!....maar siga,siga (langzaam, langzaam), want hij komt maar één keer in de week langs (donderdag, vrijdag of zaterdag..) en levert maar maximaal vijf brieven per keer... Nu na vier weken hebben we twintig kaarten ontvangen met allemaal ongeveer dezelfde postdatum.... Dus wat ons betreft is iedereen,die iets gestuurd heeft de eerste, en hebben we als dank voor jullie allemaal hier gratis een fles wijn klaar staan!!!!!!!!!!

De wijnmakerij van pa Yanis

'Ik moet mijn wijn afmaken!', roept de vader van onze aannemer Manolis opeens als de mannen op een ochtend met de vloer van de platform bezig zijn. 'Manolis kom me mee helpen. Als we vandaag klaar zijn, kan ik me daarna alleen met de bouw bezighouden.' Manu is niet zo blij met dit bevel van pa en roept snel. 'Ik heb Manolis nodig voor het werk hier, neem Heidi maar mee. Die kan ook helpen.' Pa kijkt even bedenkelijk en stemt dan in. 'Oké, ik zal niet betalen voor het werk. Maar ze mag wel net zoveel wijn drinken als ze wil!...'

Als ik net langs het strand vijftien kilometer onder me vandaan heb gelopen en terugkom op onze werkplaats, staat Manu me al op te wachten. 'Heidi, ga je snel omkleden, je moet wijn maken met pa Yanis.' Nieuwsgierig sta ik tien minuten later klaar om met pa mee te gaan. 'Neem je fototoestel mee.', roept pa dan. 'Dan kan je vastleggen hoe wij hier nog werken.' Als ik snel mijn laatste sprintje voor mijn toestel heb getrokken, vertrekken we naar de wijnmakerij van pa Yanis...een oud betonnen schuurtje vol met druiven!!!!

Als we het schuurtje binnengaan hoor ik de druiven al borrelen. Ze liggen met z'n allen in een betonnen bak en zwemmen in hun eigen sap met een laag schuim erop. Samen met pa Yanis pak ik een grote plastiek bak waar het sap in moet gaan stromen. Het is opmerkelijk met hoe weinig spullen hij te werk gaat. Alles wat voor handen is, wordt gebruikt. Een steen van de straat om de bak recht te zetten. Een koordje uit de auto om de bak te verstevigen. En twee oude verfemmers om het sap uit de bak in tonnen over te gieten. Geïntrigeerd sla ik alles gade en help hem zoveel ik kan. Als het meeste sap in de bak is gelopen, breng ik de sap in de emmers naar het einde van de straat. Daar staat het ouderlijk huis van pa Yanis, dat nu als opslagruimte dient. Ik breng tientallen emmers naar de tonnen. En hoewel ik het conditioneel wel aankan, beginnen mijn armen langzaam zwaarder te worden dan de volle emmers zelf. Pa Yanis staat ondertussen in de bak de druiven te scheppen. 'Kom,' roept hij dan 'we gaan stampen.' Voor de show spuit ik een beetje water over mijn voeten en klim bij hem in de bak. Een kwartier lang stampen we in de drassige druiven. Naast zware armen krijg ik nu ook zware benen. 'Hier gymnastiek', roept pa lachend. 'Ja, waarom loop ik hard?' vraag ik mezelf hardop af. Als ik na de stampserenade de laatste tientallen emmers naar de tonnen heb gebracht, scheppen we vervolgens al de druivenresten ook in tonnen, want daar maakt pa weer Raki van. (een soort eau de vie). Er wordt hier werkelijk niets weggegooid! Na zes tonnen wijn (1320 liter) en 5 tonnen Raki prutje, ben ik gesloopt maar voldaan. We maken alles schoon en als ik met deze geweldige ervaring in de auto wil stappen om te vertrekken, roept pa Yanis opeens. 'Zo, en nu de witte druiven!' 'WWatttt?, moeten die ook nog?' Ik kijk naar de metershoge opgestapelde kisten met witte druiven in de hoek. 'Moeten die niet net als de rode druiven een nachtje borrelen?', vraag ik hoopvol. 'Nee, we doen nu alles, dan zijn we klaar.' En zo beginnen we het hele ritueel weer opnieuw... Gelukkig zijn er veel minder witte druiven. Maar het stampen in deze verse druiven duurt daarentegen veel langer en is veel glibberiger! Ik plak ondertussen van alle kanten, want de stukjes druif zitten werkelijk overal; tussen mijn tenen, in mijn nek en op mijn billen! Na twee tonnen witte wijn te hebben gevuld, zijn we dan echt klaar. Nadat we alles opnieuw hebben schoongemaakt en willen gaan afsluiten, loopt pa Yanis nog snel naar de auto om wat lege waterflessen te pakken. 'Krazie!', roept hij en we lopen naar de opslagruimte waar nog een ton wijn van het vorige seizoen staat. Hij draait de grote ton open en propt me vervolgens de flessen en een trechter in mijn handen. 'Maak maar vol. Voor jou. En nooit meer wijn kopen, hé?.' Als ik de flessen heb gevuld, drink ik ook meteen een paar grote teugen uit de ton. Ik sta à la minute te tollen op mijn benen. Wanneer we terug naar beneden rijden, moet ik alleen maar lachen. Want als ik straks mensen de wijn van pa Yanis zie drinken, kan ík denken: ja, ja, ik heb met mijn voetjes in jouw wijn gezeten!......

De postbode test is volop in gang! Maar volgens mij hebben we wel een hele rare postbode... De volgende keer meer hierover...

De postbode test!

'Als we een brievenbus neerhangen, bezorgt u dan de post?' Ik sta in het postkantoortje van het dichtsbijzijnde dorpje en probeer de plaatselijke postbode zover te krijgen dat hij straks bij onze olijfbomen post komt brengen.

'Waar is het?', vraagt meneer de postbode geïnteresseerd. 'Het gebied heet Framos.', antwoord ik al hopend dat hij de plek herkent. Maar de wenkbrauwen van de beste man trekken bedenkelijk omhoog. Hij heeft geen idee en roept daarom het hele postkantoor bij elkaar. We staan vervolgens met z'n drieën.... 'Onder het dorpje Orinó', is mijn volgende poging. 'Bij de rots?' 'Nee nog meer beneden. Precies twee kilometer vanaf zee.', duidelijker kan ik het niet uitleggen. 'Van wie zijn de olijfbomen naast jullie?', wil de postbode dan weten. 'Geen idee.' 'Wonen er mensen in de buurt?', probeert zijn collega dan. 'Ja, verderop langs de asfaltweg staat een huis.' 'Hoe zien de bewoners eruit?' 'Oud en klein.' Iedereen is hier oud en klein, maar meer kan ik er niet van maken. Na een kwartier van vragen en antwoorden laat ik nog een keer het woordje Framos vallen en wordt dan meteen onderbroken. 'Ooohhhh, Framós', roepen de mannen in koor. 'Ja, Framos', antwoord ik verbaasd, 'Dat zei ik toch?' 'Tuurlijk. Als je langs de asfaltweg een brievenbus tegen een boom schroeft, dan bezorg ik bij jou de post.', antwoordt de postbode. 'Wel langs de asfaltweg hé, want ik rijd niet off road.', voegt hij er voor de zekerheid aan toe. 'Kom we maken een adres voor je.' Hij krabbelt wat op een (ja,ja) post-it kladblaadje en geeft het aan me. 'Dit is het adres?', vraag ik starend naar het papiertje. De postbode knikt bevestigend op mijn vraag. 'Hoe heet je?', wil hij dan weten. 'Manu Rocca en Heidi van der Kroon; dat worden de geadresseerden.' 'Komt helemaal goed.', lacht de man. 'Jij krijgt post in Framos.' 'Dus als mensen in Holland en Frankrijk dit adres opschrijven, komt het bij onze boom in de brievenbus terecht? Dat gaan we testen!', roep ik lachend naar hem. 'Oké, laat maar komen je post!', grinnikt de postbode als ik de deur uitloop.

Dus wie doet ermee met onze postbode test en stuurt ons een kaartje naar het volgende kladblaadjesadres:

Framos orinou

GR 72055

Stavrochori

Greece

We zijn benieuwd van wie we het eerste kaartje ontvangen!!!!!!!!!!!!!!